‘Je kunt jaren in Rotterdam wonen en nooit op Zuid komen. In feite verschillen ze in alles van elkaar’, stelt Michelle Provoost, architectuurhistoricus bij Crimson Architectural Historians. We interviewen haar aan de hand van citaten die zijn ontleend aan het boekje ‘Hoe zal Rotterdam bouwen’ dat Herman Kraaijvanger in 1946 schreef.
Met haar uitgebreide kennis over architectuur en de geschiedenis van Rotterdam is Michelle Provoost de aangewezen persoon om de visie van Herman Kraaijvanger te analyseren en te koppelen aan het nu.

Twee delen Stad als totaliteit
Herman Kraaijvanger (HK): “Het is een probleem van de eerste orde om Zuid te maken tot een menschwaardige stad. Zuid en Noord moeten zich beide deelen voelen van één geheel […] Geen wederopbouwplan van Noord kan aanvaard worden, indien dit vraagstuk niet in zijn geheel aan de orde zal worden gesteld.”
Michelle Provoost (MP): Je kunt jaren in Rotterdam wonen en nooit op Zuid komen. In feite verschillen ze in alles van elkaar; dat zegt genoeg over de huidige tweedeling in Rotterdam. De problemen in Zuid zijn hardnekkig en dat komt misschien wel omdat deze niet op te lossen zijn met stadsontwikkeling. Het ligt aan andere factoren, zoals het gebrek aan werk en onderwijs. Deze dingen zijn echter moeilijk te dirigeren, al waren de problemen waarschijnlijk opgelost wanneer bijvoorbeeld de Erasmus Universiteit op Zuid was geplaatst.
In die zin liggen er kansen voor Zuid in de transformatie die de haven zal doormaken. Door de toekomstige verduurzaming en de energietransitie moet de haven een nieuwe groene economie omarmen. Het stadsdeel heeft er enorm onder geleden dat de haven is losgekoppeld en geautomatiseerd, door slimme combinaties te maken zou Zuid kunnen profiteren van de transformatie.
Stad aan de rivier
HK: ‘’Er is niet alleen noodig een grootsche boulevard langs de rivier, maar deze weg moet duidelijk verbonden zijn met de stad op zulk een wijze, dat het leven van de binnenstad zich zal voortplanten tot aan de rivier. Daarbij zal men vanuit de stad de rivier moeten kunnen zien en beleven.”
MP: Sinds het ‘venster op de rivier’ tijdens de wederopbouw werd geïntroduceerd, heeft Rotterdam hier telkens op gefocust; de Erasmusbrug en de ontwikkeling van Katendrecht zijn hier concrete uitingen van. De schaal, de breedte en de drukte van de scheepvaart op de rivier bemoeilijkte echter de verbinding met de rivier. In Rotterdam is de rivierkant geen openbare verblijfsruimte, maar een werkruimte. Hierdoor is het geen stad aan de rivier in traditionele zin. De relatie die Rotterdam met de Maas aangaat, past bij de stad.
Derde Dimensie
HK: “Zoo zal er een wisselwerking moeten blijven bestaan tusschen den stedebouwer en de architecten bij de realisatie van de derde dimensie.’’
MP: Rotterdam heeft zich lange tijd gefocust op het bouwen van grote objecten, de openbare ruimte was van secundair belang. Het ging altijd over het grote getal, zoals heel veel woningen of een geheel nieuw stadscentrum bestaand uit grote objecten en torens. Dit heeft echter tot gevolg dat het gebied tussen deze objecten van slechte kwaliteit is, net zoals de verbindingen in de stad. Hoe kom je van de Hoogstraat naar de Nieuwe Binnenweg? Leg dat maar eens uit aan een toerist. Er is geen duidelijke route. Natuurlijk is het belangrijk hoe de Coolsingel eruitziet, maar de kleinere paden en verbindingen, de ‘fijnmazigheid’ van de stad is nu veel belangrijker. Rotterdam moet zich meer bezig gaan houden met finesses, met de humuslaag van de stad. De eerste stappen zijn gelukkig gezet, kijk maar naar de Luchtsingel van ZUS, de Hofbogen of de brug naar Katendrecht.
[Ik schreef deze blog voor deArchitect.nl samen met Dirkje Bazuin]